Wisseling van de wacht: nieuwe omgevingsmanager en omgevingsteamleden
De MIRT-verkenning Oeververbindingen is een uitdagend project, daar zijn omgevingsmanager Niels Vrije en omgevingsadviseur Merle Prast het over eens. Per 1 maart zijn zij een nieuwe uitdaging aangegaan. In dit artikel blikken we met Niels en Merle terug op hun tijd bij het project en stellen we het nieuwe omgevingsteam voor.
In april 2019 startten Niels en Merle met het project MIRT-verkenning Oeververbindingen regio Rotterdam. “We zaten toen nog midden in de pre-verkenning. Er moest veel georganiseerd worden, zeker voor de participatie”, vertelt Niels.
Grote betrokkenheid omgeving
Vooral de fysieke participatiebijeenkomsten waren een hoogtepunt. Niels: “Ik herinner me de participatieavond in De Esch. Het was erg druk, de zaal was vol; er ging een enorme betrokkenheid uit van de omwonenden.” Met de komst van corona werden de bijeenkomsten digitaal georganiseerd. “In ons vak staat menselijk contact centraal. Corona was daarom een domper, ook voor de participanten. Het contact via een scherm is toch anders”, vertelt Niels.
De complexiteit van het project was erg leerzaam. “Een project met meerdere opdrachtgevers, meerdere doelstellingen en maatregelen op grote schaal in een stadse omgeving. In de participatie hadden we eerst de neiging heel veel te ‘zenden’, omdat er zoveel te vertellen was. Daar hebben we een balans in moeten vinden”, legt Niels uit. Plaatsvervanger Jorinke Vos is volgens hem de ‘ideale opvolger’: “Ze is al ruim een jaar betrokken bij de verkenning en een bekend gezicht voor de omgeving.”
Voor ieders belangen opkomen
Ook omgevingsadviseur Merle heeft inmiddels het stokje overgedragen. “Maar ik ben op 29 maart nog aanwezig bij de participatiebijeenkomst van het deelproject Algeracorridor, want ik vind het wel netjes om mensen gedag te zeggen”, vertelt Merle. Het contact maken met mensen en zorgen dat alle belangen gehoord worden, is wat zij het leukst vindt aan haar werk. “Ik sprak met iedereen: ondernemers, het waterschap, de veiligheidsregio en bewoners. Ik heb geleerd dat het helaas niet altijd lukt om iedereen tevreden te houden, maar ik heb mijn best gedaan om ieders belang een plek te geven.”
Nieuwe gezichten
Jorinke Vos is sinds 1 maart omgevingsmanager voor de MIRT-verkenning. Zij is sinds november 2020 betrokken bij de verkenning. Eerst bij de deelstudie A16 en later ook bij de deelstudie Oeververbinding en OV. “Ik vind het ontzettend leuk dat ik het stokje van Niels overneem en ben blij met de nieuwe adviseurs in het omgevingsteam”, zegt Jorinke. “Allemaal bevlogen en ervaren mensen die, net als ikzelf, de kwaliteit van de onderzoeken willen vergroten. Dat doen we door de stem uit de omgeving te horen en deze kennis en ervaringen mee te nemen.”
Noraly Wieldraaier en Roy de Zwart zijn beiden 1 februari gestart als omgevingsadviseur. Noraly is aanspreekpunt voor de deelstudies A16 Van Brienenoordcorridor en de Algeracorridor. Roy zijn focus ligt bij de deelstudie Oeververbinding en OV. Beiden zetten zich in om de belangen van de omgeving te behartigen. Door participatiebijeenkomsten te organiseren, in gesprek te gaan met belanghebbenden en te zorgen dat mensen goed geïnformeerd worden.
Lia Bos begon eind vorig jaar als senior communicatieadviseur in het team. Zij draagt zorg voor de communicatie-uitingen van het project, zoals de website en de nieuwsbrief. Journalisten kunnen met vragen bij haar terecht.
Merel Schonagen ondersteunt sinds 1 februari het omgevingsteam. Als secretaris helpt zij overzicht te houden van alle lopende zaken in de deelstudies en bewaakt ze de planning van het team.
Verkenningenrapport en voorkeursalternatief
Eind 2022 wordt de MIRT-verkenning afgesloten. Jorinke: “We werken daarvoor toe naar het verkenningenrapport, waarbij ook een participatierapport hoort, en daarna het voorkeursalternatief. Het is ontzettend fijn dat we nu ook weer letterlijk met bewoners en ondernemers om tafel kunnen, omdat er geen beperkingen door corona meer zijn. Ons doel is de komende periode alle belangen in kaart te hebben, zodat er genoeg informatie beschikbaar is om op bestuurlijk niveau een voorkeursalternatief te kunnen kiezen.”